Statuuthervorming, planlastreductie en betere ordehandhaving nodig tegen lerarentekort
22 procent van de leraren overweegt vandaag om te stoppen met lesgeven, zo blijkt uit een bevraging van Het Laatste Nieuws. Er wordt gewezen op stress, werkdruk, onderwaardering en grotere uitdagingen door het veranderde leerlingenpubliek. “Als niet enkel beginnende leraren, maar ook ervaren leraren het onderwijs verlaten, zitten we in een nog grotere onderwijscrisis”, zegt Vlaams Parlementslid Jan Laeremans. “Er moet dringend worden ingezet op een hervorming van het lerarenstatuut, planlastreductie en betere ordehandhaving in onze scholen.”
Onderwijsopdrachten worden op papier enkel uitgedrukt in aantal lesuren. Voor leraren basisonderwijs is een voltijdse opdracht 24 lesuur, in het secundair is dat voor leraren algemene vakken 20 tot 22 lesuren, voor praktijkleraren 29 tot 30. “Maar men ziet veelal niet dat leraren heel wat extra taken doen, zoals lesvoorbereidingen, evaluaties, administratie, extra begeleiding voor zorgleerlingen”, aldus Laeremans. Vijf jaar geleden toonde het tijdsbestedingsonderzoek van de VUB al aan dat leraren gemiddeld 41 à 42 uur per week werken, vakantieweken incluis. De leraren in het HLN-panel spreken van weken van minimaal 45 uur. Het Vlaams Belang pleit daarom al enkele jaren voor een evolutie van een lesuuropdracht naar een schoolopdracht.
“De onderwijscrisis is ook een opvoedcrisis”
Ook is er heel wat extra werkdruk door het lerarentekort. Uren die niet ingevuld geraken worden zoveel mogelijk overgenomen door de leraren die er wel zijn, wat heel wat extra onbetaalde overuren betekent. “Voldoende jongeren kiezen voor een carrière in het onderwijs, maar het loopt te vaak mis in de eerste vijf jaar na aantreden”, aldus Laeremans. “Uit cijfers die ik twee jaar geleden heb opgevraagd bleek dat een derde van de beginnende leraren er snel mee stopt. Sedertdien geeft minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) geen nieuwe cijfers meer.” Te veel jonge leraren kampen met werkonzekerheid. Ze botsen op de muur van de vaste benoeming omdat de meerderheid van de beginnende leraren in uren staat die niet vrij zijn, maar eigendom zijn van een afwezige titularis. Een hervorming van dit stelsel dringt zich dus ook op.
Daarnaast moeten het beleid, de koepels en de directies ook verder inzetten op planlastreductie. Weyts heeft enkele instrumenten laten ontwikkelen om die planlast in kaart te brengen en aan te pakken zoals de planlastradar en planlastcalculator. Ook het nieuwe leersteundecreet dat het M-decreet moet vervangen zou de administratie rond zorgleerlingen efficiënter moeten doen verlopen. “Maar voorlopig is nog niet aangetoond dat die zaken effectief ook zoden aan de dijk brengen”, zegt Laeremans.
Ook ondervinden leraren steeds meer taalproblemen en spanningen vanwege cultuurverschillen. Orde houden wordt steeds moeilijker, en ouders corrigeren hun kinderen steeds minder. “Leraren willen lesgeven en niet constant de zorgjuf of de politieman uithangen. Dit toont eens te meer aan dat de onderwijscrisis ook een opvoedcrisis is” besluit Laeremans. “Het beleid moet betere ordehandhaving in de scholen faciliteren en ouders die hun verantwoordelijkheid ontlopen sneller responsabiliseren.”