Nieuws
donderdag, 02 nov 2023

Rationalisatie aantal studierichtingen mag geen blinde kaalslag worden op uitdagende gespecialiseerde opleidingen

Bijna een kwart van de ingerichte studierichtingen telde minder dan 5 leerlingen, zo blijkt uit een studie van het departement Onderwijs. Minister Ben Weyts (N-VA) wil het studieaanbod rationaliseren en voerde een norm in van minimaal vijf leerlingen voor het vrij programmeren van een nieuwe studierichting. “Er zijn zeker efficiëntiewinsten te boeken door betere samenwerking tussen scholen”, zegt Vlaams Parlementslid Jan Laeremans (Vlaams Belang). “Maar door te zeer te focussen op dat kwantitatieve aspect, wordt het kwalitatieve ondergesneeuwd en dreigt deze norm schade te berokkenen aan scholen die willen inzetten op uitdagende en/of gespecialiseerde opleidingen, vooral in technische richtingen.”

Uit een studie van het departement Onderwijs die minister Ben Weyts (N-VA) had besteld in het kader van de rationalisatie van het studieaanbod in het secundair onderwijs blijkt dat 24 procent van de ingerichte studierichtingen in de tweede en derde graad van het secundair onderwijs vorig schooljaar minder dan vijf leerlingen telde. Minister Weyts wil de "wildgroei aan studierichtingen" aanpakken en ingrijpen tegen deze zogenaamde 'spookrichtingen'. In de schoot van Onderwijsdecreet 33 heeft de minister eind vorig schooljaar al wijzigingen aangebracht aan de programmatienorm, d.i. de regels om nieuwe richtingen te programmeren. Concreet zullen nieuwe studierichtingen vanaf het schooljaar 2024-2025 enkel nog mogen worden ingericht als ze binnen twee schooljaren minstens vijf leerlingen tellen. Scholen met richtingen die leiden tot een knelpuntberoep (vooral in het technisch en beroepsonderwijs) krijgen drie schooljaren om de norm te halen.

“Scholen hebben inderdaad de neiging om zoveel als mogelijk richtingen te programmeren omdat ons huidig financieringsstelsel nu eenmaal scholen met veel leerlingen beloont, ongeacht in hoeveel of in welke richtingen dat is. Dit zorgt voor concurrentie tussen scholen”, verklaart Laeremans. “Nu is concurrentie natuurlijk niet ongezond en kan het een stimulans zijn om je kwaliteit hoog te houden en om te innoveren, maar soms bieden scholen hierin echt wel te veel tegen elkaar op. Het is inderdaad onlogisch en financieel inefficiënt als in één middelgrote stad vier scholen dezelfde richting aanbieden met elk gemiddeld maar een leerling of vier.”

“Nieuwe regeling is algemene streep over heel het onderwijslandschap”

Weyts kijkt met een algemene programmatienorm van vijf leerlingen eigenlijk te veel puur naar dat kwantitatieve criterium kijkt. “Op die manier wordt het moeilijker om bepaalde minder populaire, maar nuttige studierichtingen te gaan inrichten zoals koeltechnieken, sanitair en allerhande bouwkundige opleidingen”, aldus Laeremans. “Er is nochtans een tendens in het technisch en beroepsonderwijs tot alsmaar meer specialisatie omwille van technologische ontwikkeling en de vraag van de arbeidsmarkt naar specifieke profielen. Onderwijsexpert Dirk Van Damme stelde dan ook terecht dat hier maatwerk nodig is en wil bij het bepalen van programmatienormen vooral kijken naar waar de arbeidsmarkt eigenlijk behoefte aan heeft.“

Het Vlaams Belang verzet zich dan ook tegen deze nieuwe regeling. “Hiermee trek je een algemene streep over heel het onderwijslandschap”, besluit Laeremans. “Wij zijn altijd bereid om constructief mee te denken en werken aan manieren om het gespreide aanbod te rationaliseren. Maar we willen geen afbreuk doen aan de rijkheid van het aanbod aan uitdagende doch maatschappelijk zinvolle niche-opleidingen. Die wegbesparen, daar schieten we onszelf enkel in de voet mee.”