“Wie checkt de factcheckers?”
De Vlaamse regering gaf aan 3,15 miljoen euro uit te trekken voor projecten die werken rond ‘desinformatie of fake news’. Met behulp van zogenaamde factcheckers wil de overheid burgers ‘weerbaar’ maken tegen desinformatie. “Door de opkomst van sociale media dreigt het monopolie op de informatiestroom uit handen van de massamedia en de machthebbers te glippen. Dus willen ze het monopolie op de waarheid beheren”, zegt Europees Parlementslid Tom Vandendriessche. “Maar twee concrete vragen: wie bepaalt wat desinformatie is en wat niet en wat zijn factchecks nu eigenlijk?”
“De media en de overheid misbruiken nepnieuws om andere stemmen in de kiem te smoren”, aldus Vandendriessche. “Opzettelijk nepnieuws bestaat natuurlijk, maar het wordt door het vrije debat, de vrije informatiegaring en het persoonlijke oordeelsvermogen van de consument makkelijk weerlegd. De legitieme bezorgdheid omtrent nepnieuws en desinformatie als hybride dreiging wordt evenwel misbruikt om vervelende berichtgeving te delegitimeren. Bovendien neigt het ook naar paternalisme, want men gaat ervan uit dat de burger niet in staat zou zijn om feiten van fictie te onderscheiden.”
“Media en overheidsinstanties die censureren en met behulp van 'factcheckers' het monopolie op de waarheid in handen pogen te nemen, dat klinkt als een ministerie van waarheid”
“Roularta maakt deel uit van het gesteunde project”, vervolgt Vandendriessche. “Eerder al ging Facebook in zee met de factcheckers van Knack om desinformatie van het sociale netwerk te halen. Net zoals voorzien in de Digital Services Act (DSA) gebruiken sociale media dus zogenaamde ‘trusted flaggers’ om de inhoud te monitoren. Wie zijn deze trusted flaggers echter? Dat is een belangrijke vraag om te stellen, vermits een groot deel van het publieke debat tegenwoordig op sociale media plaatsvindt. Deze factcheckers en trusted flaggers knabbelen aan de vrijheid van meningsuiting.”
Met het geld in kwestie gaan vooral factchecks gebeuren. “Het controleren van feiten is een cruciale journalistieke methode maar factchecks zijn veelal politiek en dus selectief”, aldus nog Vandendriessche. “Waarom sommige politieke uitspraken wel factchecken en andere niet? Hoe wordt een (on)waarheidslabel toegekend? Het is erg gevaarlijk om een politieke factcheck als een wetenschappelijk oordeel te presenteren.”
“Deze praktijken horen niet thuis in een democratie”, besluit Vandendriessche. Vlaanderen gaat de weg op van Turkije, waar het parlement deze week een wet goedkeurde die journalisten en sociale mediagebruikers verbiedt om desinformatie te verspreiden. Ook in Turkije rijst de vraag wat ‘desinformatie’ nu precies inhoudt. Op de vraag wie bepaalt wat desinformatie is, kennen we alvast het antwoord: de overheid. Dit is een gevaar voor de vrijheid van meningsuiting en de democratie.”