Nieuws
dinsdag, 25 jan 2022

“Vlaanderen moet rechtmatige rol in Europa opeisen”

De ingewikkelde intra-Belgische bevoegdheidsverdeling zorgt ervoor dat er afspraken moeten worden gemaakt om de vertegenwoordiging in het buitenland te organiseren. Zo wordt er om Vlaanderen te vertegenwoordigen op EU-niveau nog steeds gebruik gemaakt van een interfederaal Samenwerkingsakkoord uit 1994. Vlaams Parlementslid Johan Deckmyn uitte zijn kritiek in het Vlaams Parlement over het uitblijven van de beloofde herziening van de interfederale samenwerkingsakkoorden inzake buitenlands beleid. “Ze zijn hopeloos gedateerd, want Vlaanderen heeft ondertussen veel meer bevoegdheden”, stelt hij. Hij drong er in de commissie Buitenlands Beleid van het Vlaams Parlement bij minister-president Jan Jambon (N-VA) dan ook nogmaals op aan om deze zo snel mogelijk aan te passen.

Om België te vertegenwoordigen in de Raad van de Europese Unie (‘Raad van Ministers’) wordt er gebruik gemaakt van een interfederaal samenwerkingsakkoord uit 1994. Deze werden ondertekend door de federale overheid, de overheden van de deelstaten, de Gemeenschappen en Gewesten. Het akkoord werd slechts in al die jaren één keer aangepast, na de regionalisering van Landbouw en Visserij. “Maar vele staatshervormingen en Europese verdragswijzigingen hebben er al toe geleid dat de bestaande akkoorden niet meer in lijn liggen met de politieke realiteit”, stipuleerde Deckmyn. “Dat moet dus veel sneller gaan.” Ook Algemeen Afgevaardigde van de Vlaamse Regering bij de EU Axel Buyse, kaartte deze bezorgdheid al aan.

“Deze akkoorden zijn cruciaal omdat ze de Vlaamse bevoegdheden op de internationale bühne uitwerking geven”

De Vlaamse Regering onderstreept bovendien in het regeerakkoord dat ze ijvert voor “een snelle en volledige herziening van de 25-jaar oude samenwerkingsakkoorden inzake het buitenlands beleid, ter versterking van het buitenlandse optreden van de deelstaten en hun rol in de EU- en multilaterale besluitvorming”. “Maar het dossier blijft geblokkeerd”, reageerde Deckmyn. “Dit omdat het federaal niveau niet meewilt, want dat zou hun bevoegdheden inperken.” Ook Julie Bynens, secretaris-generaal van het Vlaams Departement Buitenlandse Zaken, zegt dat “de aanpassing van de akkoorden moeilijk ligt op het federale niveau omdat ze invloed moet afstaan”.

“We zijn dus voor onze vertegenwoordiging nog te veel afhankelijk van de goede wil van het federale niveau”, hekelt Deckmyn, maar deze akkoorden zijn cruciaal omdat ze de Vlaamse bevoegdheden op de internationale bühne uitwerking geven”. Hij sprak de minister-president dan ook aan op zijn verantwoordelijkheid. Er moet assertiever opgetreden worden om voor Vlaanderen de internationale rol op te eisen die ons eigenlijk volgens alle logica toekomt”, besluit Deckmyn. Jambon gaf aan dat hij dit op de eerstvolgende interministeriële conferentie zou aankaarten. “Ik zal er dan ook op blijven toezien dat het dossier daar wordt opgevolgd.