Nieuws
woensdag, 05 okt 2022

Studierendement hoger onderwijs te laag in Vlaanderen

Uit cijfers van de OESO blijkt dat het studierendement in het Vlaamse hoger onderwijs zeer laag is met slechts 32 procent die een bacheloropleiding succesvol afsluit na de voorziene drie studiejaren. “Als reden hiervoor wordt er gewezen op ons quasi gratis hoger onderwijs en de verregaande flexibilisering hier”, zegt Vlaams Parlementslid Kristof Slagmulder. “Er is onder druk van het Vlaams Belang al een horde ingevoerd in het hoger onderwijs. Indien het studierendement echter niet verbetert, moet er volgens ons nagedacht worden over het invoeren van bindende toelatingsproeven.”

Uit het recent verschenen nieuwe onderwijs-overzichtsrapport van de OESO blijkt dat studenten in het Vlaamse hoger onderwijs het qua studievoortgang internationaal gezien vrij belabberd doen. Slechts 32 procent sluit een bacheloropleiding succesvol af na de voorziene drie studiejaren. Vlaanderen hangt hier op Europees vlak aan de staart van het peloton. Pas na nog eens drie jaar - 6 jaar in totaal dus - komen de Vlaamse en OESO-percentages op een vergelijkbaar niveau: dan heeft 68 procent een bachelordiploma behaald. Ex-OESO-onderwijstopman Dirk Van Damme wijst naar de verregaande flexibilisering in ons hoger onderwijs. Studenten krijgen hier veel vrijheid om te bepalen hoeveel en welke studiepunten ze in een jaar opnemen en sleuren te vaak vakken mee naar het volgende jaar.

Het probleem van het lage studierendement en de verregaande flexibilisering zijn al langer gekend en werden door het Vlaams Belang al meermaals aangeklaagd. “Mede door enkele duwen in de rug vanwege onze fractie heeft de Vlaamse regering dit voorjaar maatregelen genomen om die in te perken”, zegt Slagmulder. “Zo werd er een horde ingevoerd, die volgend academiejaar van kracht wordt, waarbij studenten na twee jaar voor al hun eerstejaarsvakken moeten geslaagd zijn. We zullen de impact ervan monitoren, maar als dat te weinig zoden aan de dijk brengt, moeten we een extra horde gaan invoeren, zoals de 30 procent-studiesucceshorde na 1 jaar die men nu aan de KU Leuven al hanteert en die daar wel degelijk al vruchten heeft afgeworpen.”

“Bindende toelatingsproeven mogen geen taboe zijn om het studierendement te verhogen”

Er is echter ook nog een andere factor. Internationaal gezien is er in Vlaanderen een vrij unieke vrije toegang tot quasi alle opleidingen tegen een zeer lage financiële inbreng vanwege de studenten zelf. In Angelsaksische landen is studeren erg duur en kreunen studenten vaak onder studieleningen. Estland en de Scandinavische landen daarentegen bieden quasi gratis hoger onderwijs aan. “Dat heeft voor een stuk te maken met cultuur, maar is vooral een politieke keuze.” legt Slagmulder uit. “Vlaanderen leunt dus dichter tegen die laatstgenoemde categorie aan en dat is maar goed ook. Met onze relatief lage inschrijvingsgelden, een sterk systeem van studiebeurzen voor minder gegoede studenten en flankerend beleid vanuit de hogeronderwijsinstellingen zelf hebben we een boost gegeven aan de democratisering van ons onderwijs, maar daar moet natuurlijk iets tegenover staan. Studeren is immers niet gratuit.” Onderwijsexperten zoals Wouter Duyck waarschuwden al meermaals dat de keuze voor quasi volledig open toegang én verregaande flexibilisering én lage private kost, én de onderfinanciering in het hoger onderwijs niet duurzaam is. Indien we zo verder blijven doen dreigt een kwaliteitsdaling.

Voor het Vlaams Belang is het daarom zeker geen taboe om de instroom in het hoger onderwijs beter onder controle te houden door middel van echte bindende toelatingsexamens in academische opleidingen waar de studie-efficiëntie gemiddeld te laag is. Om die reden is er recent ook een toelatingsexamen ingevoerd voor de richting diergeneeskunde. “We moeten de efficiëntie en doelmatigheid van hogere onderwijsinvesteringen verhogen door een zo optimaal mogelijke verhouding te creëren tussen de input (het aantal studenten, het aantal opleidingen, inzet van middelen) en output (studiesucces, kwaliteit van opleidingen)”, besluit Slagmulder. “Enkel zo kunnen we de kwaliteit hoog houden en kunnen we ruimte vrijmaken voor nieuwe, toekomstgerichte opleidingen en specialisaties die onze innovatie en onze concurrentiepositie binnen en buiten Europa zullen versterken.”