Processen-verbaal tegen rookverbod in openbare gebouwen op 2 jaar tijd verdubbeld
Sinds 1 juli 2011 is een algemene regeling van kracht die stelt dat gesloten plaatsen toegankelijk voor het publiek, onder meer ter bescherming van werknemers tegen tabaksrook, rookvrij moeten zijn.
Uit het antwoord van de minister van Volksgezondheid op de vraag van VB-senator Guy D’haeseleer blijkt dat op twee jaar tijd het aantal opgestelde processen-verbaal in dat verband meer dan verdubbeld is. Werden er in 2015 nog maar 97 PV’s opgesteld, dan is dit inmiddels in 2017 gestegen naar 206 PV’s.
Aan (veel) meer controles of overtredingen is deze forse stijging van het aantal PV’s echter zeker niet toe te schrijven. In 2015 waren er immers afgerond 4500 controles, een cijfer dat in 2017 opliep tot 5100, een toename van slechts 13%. Ook aan het aantal vastgestelde overtredingen kan het niet liggen. Werd er in 2015 nog in 2,8% van de gevallen een overtreding vastgesteld, dan is dit in 2017 gedaald tot 2,2%.
Wat wel merkwaardig is, is dat het aantal sociaal inspecteurs van 2016 op 2017 van 21 naar 31 werd opgetrokken, een toename met 52%. Deze forse stijging ging alvast niet, zoals men zou mogen verwachten, gepaard met een aanzienlijke stijging van het aantal controles, die slechts met 8% stegen.
Wat de aard van de openbare instellingen betreft, is het wel opvallend dat in 2017 de overtredingen het grootst zijn bij de openbare transportmiddelen (9%) en in de overheidsdiensten (eveneens 9%)
Guy D’haeseleer: “De wet wordt al bij al vrij goed nageleefd en dat kunnen we voor de niet-rokers alvast een goede zaak vinden. Het is wel merkwaardig dat uitgerekend de diensten die als eersten het goede voorbeeld zouden moeten geven, de overheidsdiensten, de slechtste leerlingen van de klas zijn. Ik stel mij ook vragen bij de productiviteit van de sociale inspecteurs wanneer ik vaststel dat die met één derde toenemen, maar dat dit niet echt gepaard gaat met een toenemende productiviteit van het aantal controles. Ik denk dat de minister op dat vlak enige verklaring schuldig is.”
Bijlage: antwoord van minister De Block op schriftelijke vraag nr. 6-1766 van Guy D’haeseleer