Persberichten
donderdag, 22 okt 2020

"Petra De Sutter respecteert de Grondwet niet"

Ingevolge artikel 10 van de Grondwet zijn alleen Belgen benoembaar tot de burgerlijke en militaire bedieningen, behoudens wettelijke uitzonderingen voor bijzondere gevallen. Dit is inmiddels zo voor burgers van de EU en de Europese Economische Ruimte. Volgens de rechtspraak van de Raad van State en de rechtsleer blijft het openbaar ambt evenwel nog altijd gesloten voor niet-EU burgers, de zogenaamde ‘derdelanders’. Nochtans zijn er momenteel minstens 101 personeelsleden uit derde landen in dienst”, stelt fractieleider in de Kamer Barbara Pas (Vlaams Belang). Dat is flagrant strijdig met de Grondwet”.

Voor de wettelijke basis van deze aanstellingen wordt onder meer verwezen naar een Koninklijk Besluit uit 2005, dat het openbaar ambt openstelt voor derdelanders in contractueel dienstverband. De Raad van State adviseerde toen echter zeer duidelijk dat hiervoor eerst de Grondwet diende te worden gewijzigd. En dat is vooralsnog niet gebeurd. In de commissie Binnenlandse zaken interpelleerde Barbara Pas dan ook minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven Petra De Sutter (Groen).

De Sutter erkent zelf probleem met 'derdelanders', maar zal er niets aan doen

Minister De Sutter erkende impliciet dat de aanwerving van derdelanders ongrondwettig is en dat een herziening van artikel 10 van de Grondwet in dat verband “wenselijk” is. “In de herzieningsverklaring van 2019 werd artikel 10 van de Grondwet echter niet opgenomen, zodat deze wijziging de komende jaren alvast niet kan gebeuren”, reageert Barbara Pas. “De komende vier jaar zullen we dus in een ongrondwettige toestand blijven verkeren”.

Minister De Sutter heeft ondanks de ongrondwettigheid verklaard geen maatregelen te willen nemen om de toegang tot contractuele arbeid te beperken tot Europese burgers. “Dat is niet bepaald een goede start voor de minister”, meent Pas. “De Sutter veegt dus al meteen de vloer aan met de Grondwet. Ik dien dan ook een motie van aanbeveling in om op zijn minst een rondzendbrief met een aantal maatregelen op te stellen, zodat het handelen van de federale administraties in overeenstemming kan worden gebracht met de Grondwet.”