Opstappen terroristen uit proces bewijst gebrek aan berouw
Uit onvrede met de veiligheidsmaatregelen hebben vijf beschuldigden het proces over de aanslagen van 22 maart 2016 verlaten. “Dat deze fundamentalisten nog maar het lef hebben om over de procedures te klagen, bewijst hun gebrek aan berouw”, zegt Kamerlid Marijke Dillen. “Men mag stoppen met deze islamistische beulen te pamperen. Hun slachtoffers konden niet op zoveel welwillendheid rekenen.”
Op het proces over de aanslagen van 22 maart 2016 in Brussel en Zaventem hebben vijf beschuldigden de gerechtszaal verlaten. Het gaat om Mohamed Abrini, Osama Krayem, Salah Abdeslam, Sofien Ayari en Ali El Haddad Asufi. Zij hebben dit gedaan uit protest tegen de omstandigheden waarin ze overgebracht worden van de gevangenis naar het Justitia-gebouw in Haren. Uit veiligheidsoverwegingen worden de terroristen dagelijks gefouilleerd en worden zij onder luide muziek en met een blinddoek op vervoerd. Volgens El Haddad Asufi hangt er boven zijn toilet een camera en Abrini beweerde zelfs dat hij tijdens het transport “naar satanische muziek” moet luisteren.
“Terroristen hebben geluk dat Sharia hier niet geldt”
“Geen enkele extreme muziek kan de gruwel beschrijven die deze terroristen hebben aangericht”, zegt Dillen. “Dat deze fundamentalisten nog maar het lef hebben om over de procedures te klagen, bewijst hun gebrek aan berouw. Ze mogen nochtans van geluk spreken dat ze niet berecht worden volgens de Sharia-regels die ze zo graag zouden implementeren.”
De gecontesteerde veiligheidsmaatregelen zouden echter van kracht blijven. “Dit lijkt mij gezien hun dadersprofiel ook niet meer dan logisch”, aldus Dillen. “Men mag stoppen met deze islamistische beulen te pamperen. Eerder haalde de voorzitter van het assisenhof ook al de glazen boxen weg. Hun slachtoffers konden niet op zoveel welwillendheid rekenen.”