Nieuws
vrijdag, 10 jan 2025

Ook digitalisering van Justitie blijkt wanbeleid van Van Quickenborne

Foto: iStock. Ook digitalisering van Justitie blijkt wanbeleid van Van Quickenborne

In een recente audit is het Rekenhof ronduit vernietigend over de digitaliseringsprojecten van voormalig minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open Vld). “Er is sprake van wanbeleid en zelfs van risico op fraude”, zegt Kamerlid Marijke Dillen. “Ik zal zijn opvolger en partijgenoot Paul Van Tigchelt hierover ondervragen. Voor het Vlaams Belang moet de onderste steen absoluut bovengehaald worden.”

De digitaliseringsprojecten binnen Justitie waren in de vorige legislatuur één van de paradepaardjes van Van Quickenborne. “Ze waren een van die vele aankondigingen van Van Quickenborne waarvan uiteindelijk maar weinig in huis kwam”, aldus Dillen. “Net zoals dat het geval was voor zijn andere aangekondigde projecten, zoals de bouw van de detentie-, en transitiehuizen.”

“Hier werden wellicht miljoenen verspild”

Volgens de audit van het Rekenhof is er geen garantie dat de kredieten – het zou gaan over een 350 miljoen euro tussen 2019 en 2023 - correct werden besteed, en evenmin dat de nodige begrotingsmiddelen beschikbaar zullen zijn om de huidige en toekomstige projecten te ondersteunen. Vooral het kabinet van de minister van Justitie zou te voortvarend geweest zijn en verschillende regels van goed bestuur overboord hebben gegooid. Zo zouden er onder meer ontzettend veel consultants zijn ingehuurd, in sommige gevallen zonder aanbestedingsprocedure. Hun prestaties werden onvoldoende gecontroleerd en er was geen aandacht voor belangenconflicten. “In sommige gevallen zouden de contracten zelfs maar in orde gebracht zijn na de uitvoering van de opdracht”, merkt Dillen op. “Doordat alle actoren achter de digitalisering van Justitie onvoldoende rekening houden met het risico op fraude, is er geen redelijke zekerheid dat dit risico voldoende onder controle is.”

“Het heeft er alle schijn van dat hier miljoenen euro’s aan belastinggeld werden verspild”, besluit Dillen. “Dit moet tot op het bot worden uitgezocht. Los van het strafrechtelijke onderzoek dat al hangende zou zijn, is ook een intern diepgaand onderzoek noodzakelijk.”