Nieuwe minimumdoelen basisonderwijs mogen niet overladen worden met doelen die minder schools zijn
Binnenkort starten de eindtermencommissies opnieuw met de opmaak van de nieuwe minimumdoelen voor het basisonderwijs. Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) kondigde recent aan dat de focus naar wiskunde en Nederlands moet en dat minstens de helft van de lestijd hieraan moet worden gespendeerd. “Mooie aanzet, maar tegelijkertijd wil Weyts ook alle 14 andere sleutelcompententies behouden”, zegt Vlaams Parlementslid Roosmarijn Beckers. “Onze vrees is dat, net zoals bij de vernietigde nieuwe eindtermen secundair onderwijs, de kar dreigt overladen te worden door doelen die minder schools van aard zijn.”
Nu de uitrol van de eindtermen voor de tweede en derde graad secundair onderwijs terug op de rails is gezet, hernemen de ontwikkelcommissies binnenkort het werk voor de nieuwe minimumdoelen basisonderwijs. Onderwijsminister Ben Weyts (N-VA) schetste recent de contouren die hij hieromtrent heeft afgesproken met de onderwijsverstrekkers. Een belangrijk element hierin is dat lagereschoolleerlingen minstens de helft van de lestijd aan Nederlands en wiskunde zullen moeten spenderen. “Dat is zeker een goede aanzet. Het is immers een punt dat ook in ons onderwijsprogramma staat”, reageert Vlaams Parlementslid Roosmarijn Beckers. “Meer lestijd voor de basis, dus Nederlands en wiskunde, wil wel zeggen dat de eindtermencommissies en de onderwijsverstrekkers keuzes zullen moeten maken. De laatste jaren zien we immers dat de samenleving alsmaar meer naar de scholen kijkt om maatschappelijke noden te helpen aanpakken. Veel basisscholen hebben ook heel wat niet strikt schoolse onderwerpen in hun curriculum moeten steken, gaande van potjestraining, elementaire beleefdheid, seksuele en relationele opvoeding, verkeerseducatie, financiële geletterdheid, sociale rechtvaardigheid, klimaatbewustzijn,… Daardoor geraakt de kar van scholen snel overladen.”
Volgens Beckers wordt die vermaatschappelijking van ons onderwijs mede in de hand gewerkt door de overheid. “We zien dat bijvoorbeeld in de algemene opzet van de eindtermen. In het kaderdecreet van 2018 hebben de regeringspartijen beslist om alle eindtermen niet meer per vakgebied, maar op basis van 16 sleutelcompetenties te organiseren. We zagen in de opmaak van de eindtermen van het secundair onderwijs dat er al snel problemen waren met de te grote hoeveelheid eindtermen. De regering neemt zich voor om alle 16 sleutelcompetenties ook in de eindtermen van het basisonderwijs te behouden. Maar de vraag is of je zo de kar niet overlaadt? Nederlands en wiskunde zijn slechts twee van die sleutelcompetenties. Als de helft van de onderwijstijd daar naartoe moet, blijft er weinig tijd over voor de 14 andere.”
“De laatste jaren zien we immers dat de samenleving alsmaar meer naar de scholen kijkt om maatschappelijke noden te helpen aanpakken”
Verder kondigde minister Weyts aan dat er echte minimumdoelen voor het kleuteronderwijs komen, maar volgens Beckers zijn er vooral ook tussentijdse doelen nodig in het lager onderwijs. “Op dit moment zijn er eindtermen basisonderwijs die op populatieniveau te bereiken zijn tegen het einde van het lager onderwijs. Dat betekent dat basisscholen zes jaar de tijd hebben om hun leerlingen die kennis, vaardigheden en attitudes uit de eindtermen onder de knie te doen krijgen. Dat is een vrij lange periode. We willen niet om de haverklap nieuwe eindtermen zetten, maar wel een beperkte set aan basisgeletterdheidsdoelen Nederlands die op individueel niveau te bereiken zijn op het einde van het vierde leerjaar. Daar is zeker nood aan gezien het bij veel leerlingen op die leeftijd al grondig mis gaat, zoals ook de recentste desastreuze PIRLS-resultaten duidelijk toonden. Die doelen kunnen dan ook gemeten worden door de Vlaamse centrale proeven waar een eerste afname net in dat vierde leerjaar plaatsvindt.”
“Maar eindtermen zullen op zich de onderwijskwaliteit niet verhogen, je bent niks met aangescherpte nieuwe eindtermen als leerlingen de oude niet kunnen halen. De Vlaamse regering moet daarom ook met concrete initiatieven vooral het niveau van het Nederlands in het basisonderwijs aanscherpen, het versterken van de lerarenopleidingen, investeren in professionalisering en vooral een adequater en strikter beleid uittekenen rond Nederlandsonkundige leerlingen. Maar ook de onderwijsverstrekkers die instaan voor de concrete leerplannen moeten hun verantwoordelijkheid opnemen en werk maken van kennisrijke curricula, met vooral inhoudelijk rijke teksten.”