Geef eindtermenevaluatie genoeg tijd
De praktijkcommissie die zich bezighoudt met de nieuwe eindtermenevaluatie, krijgt van Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts een extra schooljaar de tijd om dit onderzoek af te ronden. “De minister had beter direct ons advies gevolgd en de commissie vier jaar de tijd gegeven”, zegt Vlaams Parlementslid Jan Laeremans. “Een verlenging van een jaar is niet voldoende voor een grondige evaluatie.”
Sinds het begin van dit schooljaar zijn er nieuwe eindtermen van kracht in de tweede graad van het secundair onderwijs. Om de uitrol en de werkbaarheid ervan te monitoren, riep minister Weyts de onafhankelijke praktijkcommissie in het leven. Die kreeg maar een mandaat van slechts één jaar en de coördinatoren gaven zelf aan dat zij binnen dit beperkte bestek hun taken niet naar behoren kunnen uitvoeren. Daarbij zijn de nieuwe eindtermen niet onbesproken en zowel Katholiek Onderwijs Vlaanderen als het Steineronderwijs dienden er bij het Grondwettelijk Hof klacht tegen in. De minister van Onderwijs hield rekening met de opmerking van de praktijkcommissie en geeft haar nu een extra jaar de tijd om hun eindtermenevaluatie af te ronden.
“Twee maand geleden trok de minister het nut van een verlengd mandaat voor de praktijkcommissie nog in twijfel”, zegt Jan Laeremans. “Het is goed dat Weyts tot inzicht is gekomen en de termijn verlengd heeft. Zo niet dreigde er een opstand binnen het onderwijs uit te breken en zou er pas echt chaos ontstaan. Maar een verlenging van een jaar is niet voldoende voor een grondige evaluatie.”
“Wij hebben van in het begin gezegd dat de eindtermenevaluatie grondig moest gebeuren en genoeg tijd moest krijgen”
Het Vlaams Belang had gevraagd om voor de evaluatie van de eindtermen een termijn van vier jaar te voorzien. “Wij blijven erbij dat dit nodig is om de uitrol correct te kunnen evalueren” zegt Laeremans. “Het gaat hier om leerlingen die meerdere schoolsluitingen achter de rug hebben en waarvan velen nog altijd een achterstand hebben. Het is onbegrijpelijk dat Weyts zelf niet inziet dat een te korte evaluatie mogelijk een vertekend beeld geeft.”
Uit de tussentijdse conclusies van de praktijkcommissie blijkt dat er vooral in het KSO en het TSO vragen zijn over de haalbaarheid van de eindtermen. “Door de dubbele finaliteit van deze onderwijsvorm hebben de leerlingen hier zowel veel algemene als technische vakken, waardoor hun lessenpakket goed gevuld is”, besluit Laeremans. “Bovendien zijn de leerlingen er redelijk divers met ‘afzakkers’ uit het ASO en leerlingen die eerder in BSO thuishoren.”