Zaak Beaulieu: “pure klassenjustitie, een regelrechte schande”
Het Vlaams Belang pleit sinds jaar en dag tegen de mogelijkheid die criminelen geboden wordt om zich tegen een afkoopsom een buitenvervolgingstelling te verschaffen. “Als je veel geld hebt en een goede advocaat, kom je met veel weg in dit land. Ook met zware fraude”, zegt Kamerlid Marijke Dillen (Vlaams Belang). “Dat is met de recente afwikkeling van de zaak Beaulieu nog maar eens gebleken. En daar bestaat een onwelriekend woord voor: klassenjustitie.”
Slechts enkele dagen nadat met de buitenvervolgingstelling van Roger Vangheluwe en consoorten het doek viel over de zaak van het seksueel misbruik binnen de Katholieke kerk, kent het al even beruchte dossier Beaulieu ook een einde. Waar de zwaarwichtige feiten in Operatie Kelk verjaard bleken, werd in de grootschalige witwasaffaire in en rond de West-Vlaamse familie De Clerck gewoonweg een minnelijke schikking getroffen. “Minnelijke schikkingen moeten voorbehouden blijven voor kleine vergrijpen”, reageert Dillen. “Voor zwaardere correctionele feiten zoals dit soort witteboordcriminaliteit moet er steeds een rechterlijke controle bestaan en een vermelding op het strafregister komen.”
“In deze klassenjustitie kunnen criminelen buitenvervolgingstelling bekomen, mensen met een mening op een spandoek niet”
De zes Beaulieu-verdachten kochten deze week, in alle discretie, hun buitenvervolgingstelling voor een som van om en bij 50 miljoen euro. “Op die manier gaat het maatschappelijke aspect van dergelijke misdrijven volledig verloren”, aldus nog Dillen. “Of het nu zoals in dit geval gaat om de organisatie van strafbare fiscale constructies, om domiciliefraude of om het niet aangeven van aanzienlijke inkomsten, het kan in dit land allemaal straffeloos gebeuren.”
“De parketten hebben veel te veel mogelijkheden om zware strafrechtelijke feiten te laten afkopen, zonder rechterlijke controle, wat onvermijdelijk leidt tot een klassenjustitie”, besluit Dillen. “Een onhoudbare situatie. En de positie van de strafrechter en de onderzoeksrechter wordt hierdoor op een onaanvaardbare wijze ondermijnd.”