Enorme discrepantie tussen Vlaamse provincies inzake opsporing buitenlandse eigendommen sociale huurders
Ongeveer één op drie huisvestingsmaatschappijen doet onderzoek wanneer er verdenkingen zijn dat sociale huurders eigendommen in het buitenland - vaak in Marokko of Turkije - bezitten. Opvallend is echter dat meer dan de helft (53 procent) van de 669 al uitgevoerde onderzoeken werd georganiseerd door woonactoren uit de provincie Limburg. In die provincie werden al 358 eigendomsonderzoeken georganiseerd. Vlaams-Brabant scoort van alle provincies het slechtst met amper 26 onderzoeken. Dit blijkt uit het antwoord van Vlaams minister van Wonen Matthias Diependaele (N-VA) op een vraag van Vlaams Belang-parlementslid Guy D’haeseleer. “Het is onbegrijpelijk dat nog steeds zoveel maatschappijen deze manier om fraude te bestrijden links laten liggen”, reageert D’haeseleer. “Nochtans bewijzen de resultaten van de woonactoren die wél inspanningen ter zake leveren - vooral in Limburg dus - dat er zo heel wat fraude aan het licht komt.”
De sociale huurwetgeving verbiedt sociale huurders onroerende goederen (huizen en appartementen) in eigendom te hebben. Het raamcontract om buitenlandse eigendommen van sociale huurders te controleren in geval van vermoedens van fraude, bestaat ondertussen al anderhalf jaar. Huisvestingsmaatschappijen en sociale verhuurkantoren worden door de Vlaamse overheid financieel ondersteund wanneer ze onroerende eigendommen van sociale huurders opsporen in het buitenland.
Slechts 32 van de 89 sociale huisvestingsmaatschappijen en 2 van de 48 Sociale verhuurkantoren maken hier echter gebruik van, zo blijkt uit het antwoord van de minister. Opvallend: van de 669 uitgevoerde onderzoeken naar buitenlandse eigendommen vonden er maar liefst 358 plaats (53 procent) door woonactoren die actief zijn in de provincie Limburg. De Limburgse sociale huisvestingsmaatschappij Het Maaslands Huis spant de kroon met 150 fraude-onderzoeken. 159 onderzoeken (een kwart van het totaal) gebeurden in Oost-Vlaanderen. In de andere provincies is het aantal uitgevoerde onderzoeken opvallend laag: amper 70 in Antwerpen, 56 in West-Vlaanderen en 26 in Vlaams-Brabant.
“Huisvestingsmaatschappijen die geen buitenlandse eigendommen onderzoeken bij vermoedens van fraude voeren een immoreel gedoogbeleid”
Bij de uitgevoerde onderzoeken werd in ongeveer de helft (46 procent) fraude vastgesteld. Van de gevoerde onderzoeken vonden er 528 of ongeveer 80 procent plaats in Marokko en Turkije. De meeste onderzoeken gebeurden in Marokko. 109 van de 298 onderzoeken in dat land (37 procent) leverden bewijzen van fraude op. De onderzoeken in Turkije legden echter het vaakst fraude bloot. In maar liefst 136 van de 230 gevoerde onderzoeken (59 procent) in Turkije kon bewijs gevonden worden van buitenlandse eigendommen bij sociale huurders. Hierna volgt Italië met 65 onderzoeken waarbij in 42 gevallen (65 procent) onroerende eigendommen van huurders gevonden werden.
“Het blijft bedroevend dat nog maar zo weinig sociale woonactoren dit middel om fraude te op te sporen en aan te pakken gebruiken”, zegt D’haeseleer. “Nochtans bewijzen de resultaten van de woonactoren die wél inspanningen ter zake leveren dat er zo heel wat fraude aan het licht komt.”
Het Vlaams Belang vindt dat alle maatschappijen moeten overtuigd worden om fraude-opsporing in het buitenland te organiseren en dat zeker in bepaalde provincies de woonactoren ter zake nog een flink tandje moeten bijsteken. “Huisvestingsmaatschappijen die weigeren om onderzoeken te organiseren bij vermoedens van fraude, voeren de facto immers een gedoogbeleid tegenover overtredingen van onze wetgeving en fraude. Onaanvaardbaar en zelfs immoreel”, aldus D’haeseleer. “Elke woning die onwettelijk bezet wordt door iemand met onroerende eigendommen in het buitenland komt immers niet ten goede aan iemand die er nood aan heeft en vaak al jaren op de wachtlijst staat.” Het parlementslid roept de minister dan ook op om de woonactoren die nog geen eigendomsopsporing organiseren daartoe aan te manen.