Amper 47% werkloze allochtonen aan de slag na jaar begeleiding: “Focus op bereidheid en talent”
Slechts 47 procent van de werkloze allochtonen is na een jaar begeleiding actief op de arbeidsmarkt, zo blijkt uit het antwoord van Minister van Werk Hilde Crevits (CD&V) op de parlementaire vraag van Vlaams Parlementslid Ilse Malfroot (Vlaams Belang). De Vlaamse regering investeert al jaren miljoenen in tewerkstellingsprogramma’s voor allochtonen - zonder groot succes, zo blijkt alweer. “De Nederlandse taal machtig zijn en de zoektocht naar een job gaan hand in hand. Dat moet in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de werkzoekende zelf zijn - allochtoon of niet.”
De lageuitstroomcijfers binnen de allochtone werkloosheid staan in schril contrast met de beschikbare budgetten om allochtonen aan het werk te krijgen. ‘Nederlands op de werkvloer plus’ en ´Mentoring naar werk´ zijn slechts twee projecten waar de belastingbetaler zo’n 6 miljoen euro voor betaalt. 80 miljoen euro gaat naar inburgeringscursussen Nederlands en nog eens 20 miljoen euro naar taalbegeleiding bij de VDAB.
“Andere mogelijkheden om de Nederlandse taal te leren zijn er bij de vleet via het (volwassen)onderwijs, het OCMW en andere opleidingspartners”, aldus nog Malfroot. “Moeten Vlamingen collectief opdraaien voor de onwilligheid bij een groot deel van de allochtone gemeenschap? Ik meen van niet.”
Ilse Malfroot: “Deze voorkeursbehandeling voor werkloze allochtonen - zonder succes dan nog - moet stoppen”
Tegenover andere Europese landen blijft de werkzaamheidsgraad van allochtonen in België bedroevend laag. Slechts 43,2 procent van de allochtonen van niet-Europese achtergrond is hier aan de slag, blijkt uit de statistieken van de VDAB. Bovendien is de werkzaamheidsgraad van niet-westerse allochtone vrouwen een nog groter probleem. Recente cijfers in Eurostat tonen een werkzaamheidskloof van 30 procent in vergelijking met Belgische vrouwen.
“Dit spreekt boekdelen over de beperkte arbeidsmarktintegratie van allochtonen van niet-Europese oorsprong”, vervolgt Malfroot. “De focus moet meer komen te liggen op de sanctionering van werkonwilligheid. Personen die werkonwillig zijn moeten hun werkloosheidsuitkering verliezen; dat kan werken als krachtige motivator.”