Begin deze maand verstreek de aanmeldingsperiode van het Brussels Nederlandstalig Onderwijs voor het schooljaar 2013-2014. Bijna 2000 kinderen vonden geen plaats en dreigen met lege handen achter te blijven.
Het nijpend plaatsgebrek is een oud zeer en treft bovendien in eerste instantie de autochtone Vlaamse kinderen. Door het zogenaamde Gelijke Onderwijskansen-decreet (GOK) krijgen zogenaamd ‘sociaal achtergestelde gezinnen’ immers voorrang op Vlaamse kinderen. In principe bestaat er weliswaar een regel die bepaalt dat 55 procent van de plaatsen voorbehouden blijft voor Nederlandstalige kinderen, maar die blijft in de praktijk dode letter omdat de criteria van het zogenaamde GOK-decreet primeren op deze voorrangsregel.
Multiculturele afvalbak
Onderzoekspecialisten waarschuwen voor een verdere vlucht van autochtone gezinnen uit Brussel, met alle gevolgen van dien voor de onderwijskwaliteit in de hoofdstad. Waar het Nederlandstalig onderwijs vroeger de parel aan de kroon van het Vlaamse onderricht was, is het de afgelopen twee decennia verworden tot een afvalbak van de multiculturele smeltkroes.
Intussen herhaalt Brussels minister Guy Vanhengel (Open VLD) dat er tien extra scholen ‘in de steigers staan’. Ook bevoegd onderwijsminister Pascal Smet (SP.a) belooft al sinds 2009 een oplossing voor het capaciteitsprobleem, maar tot op heden zonder resultaat.
Naar aanleiding van de nieuwe inschrijvingsperiode pleiten Vlaams volksvertegenwoordigers Wim Van Dijck en Wim Wienen ervoor de 55 procent-regel te laten primeren op het absurde GOK-decreet, zodat de Nederlandstalige kinderen in Brussel terechtkomen waar ze thuishoren: in het Nederlandstalig onderwijs.